maandag 16 januari 2012

#15 Vluchtelingen

“Wat een belachelijk idee was dit ook,” sist Simon. Hij ligt met zijn rug naar haar toe, maar terwijl hij praat, draait hij zich een beetje om zodat ze hem kan verstaan. “Lekker zeg, dat wij gewoon in zo’n promopraatje van de toeristenbranche hier zijn getrapt en naar dit godvergeten oord zijn gekomen. Wat zijn wij dom zeg, Jezus!”
“Oh, het is allemaal weer mijn schuld zeker?” reageert Babette. Haar gezicht is nog nat van het gehuil, maar de boosheid wint het nu van het verdriet.
“Schuld? Wie heeft het over schuld, verdomme! Ik zeg gewoon dat wij oliedom zijn. Dat kan toch? Vind jij het slim van ons dat we hier nu zijn? Wie gaat er nou naar zo’n afgelegen plaatsje midden op de grens?”

Simons arm zit bekneld tussen het harde bed en zijn eigen lichaam. Hij weet niet wat hij ermee aanmoet. Hoe laat zou het zijn? Ergens diep in de nacht, dat is zeker. Het is stikdonker. Het kleine beetje maneschijn dat door de ramen naar binnenkomt, doet daar weinig aan af. Simon wil wel naar Babette toedraaien, om tegen haar warme rug aan te liggen, maar iets houdt hem tegen. Met zijn andere arm voelt hij voorzichtig aan de schaafplekken op zijn billen. Tsjonge zeg, die trip op de speedboot hiernaartoe, met dat continue neerklappen op die kale houten bankjes.. Het was één van de pijnlijkste ervaringen van zijn leven geweest.
Het hoofd koel houden nu, even rustig nadenken.. Dat heuptasje, daar had Babettes paspoort in gezeten, en dollars. Konden ze het niet ergens anders kwijtgeraakt zijn? Nee, het moest echt hier geweest zijn. En hoe zat het nou precies met hun buren? Hij hoort ze nog steeds af en toe met elkaar praten. De tussenmuren van het basale hotelletje zijn flinterdun. Het is dat ze Spaans spreken, anders had Simon het waarschijnlijk kunnen verstaan. Hij spreekt de taal redelijk, maar ze hebben een moeilijk accent en zo gedempt door die muurtjes verstaat hij er nagenoeg niks van.
Eerder op dag zagen ze het drietal voor het eerst. Het zal aan het einde van de middag zijn geweest. De schemering maakte zich meester van het omringende oerwoud. Zwoele winden vanaf de aangrenzende oceaan zorgden af en toe voor verkoeling. Simon en Babette rustten tegen hun rugtassen op het grasveld voor het hotelletje, nog afgemat van hun boottocht. Het gebouw was verlaten. Een langslopende dorpeling had echter uitgelegd dat de kamers niet op slot zaten en dat het stel er gewoon een kon gebruiken. De volgende ochtend zou de eigenaar dan langskomen om verdere afspraken te maken. Terwijl Simon en Babette wachtten of er niet toch nog iemand op zou komen dagen, zagen ze de drie andere reizigers.
Ze kwamen vanuit de dichte jungle, ogenschijnlijk zonder een bepaald pad te volgen. Twee mannen en een vrouw. Ze aarzelden even, keken om zich heen en vervolgens liepen ze het grasveld op. Toen ze op een meter of vijftig van Simon en Babette waren, praatten ze wat en kwam een van de mannen op hen af. Hij had een vuil hemd aan. Een tatoeage van een slang met wijd open bek liep van onder het hemd tot hoog in zijn nek. De man had vooral willen weten hoe het zat met het hotel. In het Spaans wisselden ze wat zinnen uit. Waren er nog andere gasten? Waar was de eigenaar? De man had hen bedankt en was teruggelopen. Toen de duisternis volledig was, waren Simon en Babette een kamer ingegaan. Even later betrok het drietal de kamer naast hen.

Het móéten wel vluchtelingen zijn, denkt Simon, die willen hier vlakbij natuurlijk de grens over. In ieder geval die twee, die man en die vrouw. En dan die ander, de man die naar hen toekwam, zou hij dan een mensensmokkelaar zijn? Of zouden het alle drie smokkelaars zijn, cocaïne ofzo? Nee, dat lijkt Simon niet, de persoon waarmee ze hadden gesproken zag er wel zo uit, met zijn tatoeage, doorleefde huid en samengeknepen ogen. De andere twee, het stel, hadden echter een heel ander uiterlijk. Met hun lichtere huid en vuile maar fatsoenlijke kleding. Dat stel had eigenlijk best wel op Simon en Babette zelf geleken! Wat kleiner, maar verder… De vrouw had ook donker blond haar gehad. En qua gezicht hadden Babette en zij ook best iets van elkaar weg. De man op zijn beurt scheelde niet zo heel veel met Simon. Minstens een kop kleiner, dat wel, maar verder, sluik haar, beetje kalend..
Ineens weet Simon het zeker. “Tuurlijk hebben zij je tasje gejat!” fluistert hij terwijl hij zich abrupt omdraait, “je hebt het afgedaan terwijl we op het gras lagen en die lui moeten het gejat hebben!”
“Ja, dat weten we nu wel,” snauwt Babette, “dat zeg je de hele tijd al. Maar misschien ben ik het al eerder kwijtgeraakt hoor, ik weet het niet, misschien op de boot..”
“Nee, zij zijn het geweest. En weet je waarom…?” Simon pakt Babette nu bij haar schouders, kijkt even op naar de tussenmuur en kijkt haar dan met grote ogen aan, “ze hebben je paspoort nodig, voor die vrouw, om de grens over te komen. En dat geld komt ze ook niet slecht uit!”
“Maar hoezo…? Ja, zoveel anders ziet zij er…” prevelt Babette, “maar dan..?”
“Ja, inderdaad ja, dan willen ze míjn paspoort ook hebben! En de rest van ons geld natuurlijk..”
Ineens voelt de kamer aan als een middeleeuws kasteel waarvan de ophaalbrug open staat terwijl een groot vijandelijk leger in aantocht is. De vertrekken zitten immers niet op slot en iedereen die wil kan zo naar binnen lopen. Simon meent zich nu ook te herinneren dat hij wel degelijk wat woorden van de buren heeft verstaan. Ja, hij heeft toch echt duidelijk een paar keer pasaporte horen zeggen, en el chico. El pasaporte del chico, zijn paspoort dus.. Hij rolt van het bed af en rommelt wat in zijn backpack. Ja, hij heeft ‘m nog! Met alleen zijn boxershort aan gaat hij op de bedrand zitten, zachtjes met zijn paspoort tegen zijn knie tikkend. Babette kruipt tegen zijn rug aan.
“Wat doen we nu?” Het lukt haar maar net om niet te huilen.
“Ik weet niet.. Als ze een mes hebben, beginnen we niks.”
Simon staat op en tilt de enige stoel die in de kamer staat naar de deur toe. Maar het stoeltje blijkt te klein om de deurklink klem te zetten. Shit! Hij kan weinig zien, maar op de tast begint hij om zich heen te voelen of hij ergens een sleutel kan vinden. Zo kruipt hij over de grond. Hij zoekt het douchehokje af, voelt onder het bed en rond de bedrand. Babette volgt zijn voorbeeld. Ze begint in een ander deel van de kamer te voelen. Hij hoort haar zacht snikken.
Terwijl hij nog steeds op zijn knieën zit, voelt hij een hand op zijn enkel. Hij draait zich om. Het is Babette. Een brede glimlach, lacht door haar tranen heen. Om haar nek hangt het tasje, tussen haar duim en wijsvinger ziet Simon een paspoort.
“Zat in het vak achterin mijn backpack,” mompelt Babette.

Geschreven n.a.v. cursus Creatief Schrijven

1 opmerking:

  1. Mooi verhaal , vooral de analogie met het middeleeuws kasteel vind ik mooi! Ik meen dat ik dit verhaal ergens van herken, heb je dit thema niet eerder aleens gebruikt? De sfeer in de kamer vind ik goed beschreven, met dat snikken en die verwijten enzo. De spanning loopt ook mooi op als hij zich realiseert dat ze wel eens het doelwit van een aanval kunnen zijn. Naar mijn mening had je de spanning nog iets kunnen opvoeren aan het einde: het leuke moment van het terugvinden van het paspoort kan je nog uitstellen door bijvoorbeeld die Spaanse mensen het balkon (als dat er is) voor de hoge kamers op te laten komen en alvast wat geritsel voor de deur te laten horen. Dat zou wel mooi zijn. Best een mooi idee eigenlijk om een thriller te schrijven over jullie Zuid-Amerika reizen!

    BeantwoordenVerwijderen